Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In [20]kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde [21]van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en [22]laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. 20. Dat is, met een listig en kwaad voornemen; anders, ten kwade; dat is, tot hun ongeluk en verderf. 21. Dat is, dat zij op den aardbodem niet blijven zouden. 22. Mozes bidt hier dat God berouw hebbe; dat is, dat Hij het volk het kwaad niet late overkomen; dat is, de straf, die Hij over hen wilde brengen. Zie Gen.6:6.